Vragen over vrouwenzaken

Fataawaa van Shaikh Al-Albaanee
Vraag: Is het voor een vrouw toegestaan om rechter te zijn?

Antwoord: Het is niet toegestaan voor een vrouw om een rechter te zijn. En wie dan ook beweert het doorgeven van recht grotendeels bestaat uit het mededelen van een religieuze regel, hij heeft de betekenis ervan gelimiteerd. Dit omdat een uitspraak meer is dan (alleen) Iftaa (doorgeven van fataawaa of religieuze vonnissen). Dit is omdat niet iederen die fataawaa behandelt ook een rechter is en eveneens geeft niet iedereen die een rechter is, religieuze vonnissen door. Maar soms kunnen ze beide teruggevonden worden in een persoon.

De rechter is inderdaad zoals de heerser (haakim), hij is bevolen om de religieuze vonnissen uit te voeren (gegeven door de muftee). Wat betreft de muftee, deze heeft geen uitvoerende macht om de religieuze vonnissen te af te dwingen. En de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft ons verteld dat alle mensen die hun zaken toevertrouwen aan een vrouw nooit voorspoed zullen genieten. Dit is verklaard in Saheeh Al-Bukhaaree van de hadeeth van Abu Bakrah, radyAllaahu’anhu. [Al-Asaalah, Uitgifte #17]

Vraag: Er zijn sommige masjids waarin vrouwen onder de masjid bidden, zoals bijvoorbeeld in een kelder of op verdieping boven de masjid. Wij zijn vrouwen die bidden in deze masjids, en soms volgen wij de Imaam vanuit een punt waar wij niet in staat zijn om hem of de mannelijke volgers te zien. En soms is er een grote ruimte over in de gebedsruimte van de mannen. Is ons gebed geldig als wij de Imaam of enkele van de (mannelijke) volgers niet kunnen zien, terwijl wij soms weten dat we de moskee binnenkomen en niet weten in welke rak’ah hij is. Is het toegestaan in deze situatie om de Imaam de volgen door het alleen horen van zijn verheven stem? En is het correct voor ons om de Imaam te volgen terwijl wij ons op een hogere of lagere verdieping bevinden, wetende dat er soms genoeg ruimte is in de masjid (bij de mannen)?

Antwoord: Het antwoord bestaat uit twee delen. Het eerste gedeelte is dat het gebed en het genoemde scenario zijn toegestaan zolang de vrouwen in de moskee bidden, afgezien van het feit of het een verdieping hoger of lager is. En dat is zo lang zij in staat zijn om de takbeers van de Imaam te horen die de verandering in positie aangeven, zoals van het staan naar het buigen naar het knielen.

Het tweede gedeelte is dat het niet goed is voor de vrouwen om op deze manier te bidden, tenzij de ruimte voor de mannen is gevuld met mensen en zij (de vrouwen) geen plaats kunnen vinden achter de rijen om te bidden. In deze omstandigheden is het toegestaan voor de vrouwen om te bidden op een lagere of hogere verdieping in de masjid. Maar als de masjid, waar de Imaam en de mannen achter hem bidden, nog genoeg ruimte over heeft, dan is het niet toegestaan voor de vrouwen om te bidden op een verdieping die hoger of lager ligt en waar zij niet in staat zijn om de bewegingen van de Imaam en de mannen die achter hem bidden te zien. De reden hiervoor kan teruggevonden worden in twee zaken:

Toen de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, zei: ‘De beste rijen voor de mannen zijn hun eersten en hun slechtste (rijen) zijn hun laatsten. En de beste rijen voor de vrouwen zijn hun laatsten en de slechtste (rijen) zijn hun eersten’, bedoelde hij hiermee dezelfde grond waarop de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, en zijn Metgezellen gewend waren om te bidden. De vrouwen waren niet op een verdieping hoger of lager.

De achterliggende reden hiervoor is dat het geluid uit de speakers soms zacht kan zijn of dat de speakers soms helemaal niet werken. Zo kan het gebed van de vrouwen die hem volgen van een lagere of hogere verdieping, vanwaar zij het gebed van de Imaam of degenen achter hem niet kunnen zien, ongeldig raken.

Samenvattend kan gezegd worden: Het gebed dat wordt verricht op een hogere of lagere verdieping is geldig. Echter, het is niet toegestaan om die plaatsen aan te wijzen om te bidden als er nog genoeg ruimte is in de gebedsplaats (musalla), zodat de vrouwen in staat zijn om erachter te bidden. [Al-Asaalah, Uitgifte #19]

Vraag: Als een vrouw in een taxi rijdt met een mannelijke bestuurder die een vreemde voor haar is (hij is geen mahram van haar) wordt dit dan beschouwd als de privacy (khulwah) die is verboden in de Godsdienst? En wat als twee vrouwen samen rijden (met deze taxibestuurder)?

Antwoord: Een vrouw die alleen rijdt met een taxibestuurder die geen mahram van haar is, kan haarzelf … in privacy (khulwah) in die zin dat sommige van de verboden zaken die normaal gesproken gebeuren in khulwah (privacy), waarschijnlijk zullen gebeuren in zo’n situatie. Verder is er geen derde persoon bij hen. Maar vanuit hier gezien, ben ik niet van mening dat het khulwah (privacy) is, maar in plaats hiervan is het motief en een aanmoediging voor fitnah (verleiding). En deze fitnah kan niet teruggevonden worden in het andere voorbeeld waarin een andere vrouw of man aanwezig is. De kans dat fitnah zich in deze situatie voordoet is veel kleiner dan in de eerste situatie. [Al-Asaalah, Uitgifte #10]

Vraag: We weten dat het dansen van de vrouw voor haar man, en eveneens het dansen met vrouwen, welke bestaat uit zwiepen, en de dabkah12 van mannen verboden is. Maar wat is het bewijs hiervoor? Verschaf ons hier alstublieft wat inzicht in, moge Allaah u belonen.

Antwoord: Deze vraag bestaat uit drie gedeeltes:

Ten eerste: Een vrouw die voor haar echtgenoot danst
Ten tweede: Een vrouw die danst voor andere vrouwen
Ten derde: De dabkah die wordt gedaan door mannen

Wat betreft het eerste gedeelte, welke het dansen van een vrouw is voor haar echtgenoot. Als haar dansen natuurlijk en niet professioneel is –ze dus niet geleerd heeft hoe te dansen, zoals de mode is vandaag de dag- zelfs als wekt ze de verlangens van de man op, dan kan er geen tekst gevonden worden die dit verbiedt. Maar dit is op voorwaarde dat het gebeurt tussen haar en haar man alleen. Als ze heeft geleerd om te dansen en ze de regels toepast van het ‘moderne dansen’, dan is het niet toegestaan. Dit is omdat ik geloof dat als ze dit voor haar echtgenoot doet, zij het ook voor andere mannen zal doen, naast haar echtgenoot.

Wat betreft het dansen voor andere vrouwen, dan zeg ik ook dat als haar doel van het dansen is dat zij het moderne dansen toepast, het duidelijk is dat het niet is toegestaan. En als wordt gezegd: ‘Wat is het bewijs voor de dingen die u heeft verklaard?’ zeg ik:

Gematigdheid in zaken is erg zeldzaam; er is óf buitensporigheid óf verwaarlozing. Dit is vooral het geval met mensen die lange tijd hebben geleefd in dwaling van een specifieke aard. Als dan bekend bij hen wordt dat deze zaak een dwaling was en dat de Godsdienst het verwerpt, dan keren zij zich er van af en introduceren ervoor in de plaats een strenge reactie.

Dit is wat ons … in deze huidige tijd m.b.t. de zaak van het eisen van bewijs in plaats van de vrijheid van het blind volgen. De Moslims, zowel speciale als gewone mensen, hebben vele generaties geleefd, niets anders wetende dan de madh-hab van die en die en de madh-hab van sus en zo –vier madh-habs, de madh-habs van Ahl-us-Soennah wal’Jamaa’ah. En niet te vergeten de andere madh-habs die zijn afgedwaald van de Soennah en de Jumaa’ah. Wat betreft het vertrouwen op wat Allaah en zijn Boodschapper, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, hebben gezegd ter ondersteuning, dit kan alleen teruggevonden worden in de generatie die getuigenis heeft ontvangen over hun uitmuntendheid. Toen kwam er op een bepaald moment een einde aan deze situatie, tot de tijd van Ibn Taimiyyah en zijn studenten die toegewijd waren aan hem. Zij informeerden de Moslims over de verplichting om terug te keren naar waar de eerste Salaf (voorgangers) zich aan vasthielden, zoals het vertrouwen op de Qor-aan en de Soennah ter ondersteuning.

Er is geen twijfel dat de Oproep van Ibn Taimiyyah en zijn studenten een positief effect had. Echter, de omvang ervan was erg zwak gedurende zijn tijd en ongevoelige intellectie (niet nadenkend over bewijzen) nam de overhand en werd dominant onder de speciale en gewone klassen van mensen.

Toen volgde er succesvolle generaties in welke deze herontwakening, die Shaikh-ul-Islaam Ibn Taimiyyah deed (op)gloeien, verdween. En de Moslims keerden terug naar hun overschilligheid in het begrijpen en verstaan (van de bewijzen), tot deze hedendaagse tijd en een korte periode ervoor. Veel geleerden stonden namelijk op om de leiding te nemen over de opleving van de Da’wah, als het gevolg aan de behoefte om terug te keren naar de Qor-aan en de Soennah. Zij waren hier in sommige dingen aan vooraf gegaan door Shaikh Muhammed Ibn ‘Abd-il-Wahhaab, want in werkelijkheid riep hij (ook) op tot het volgen van de Qor-aan en de Soennah. Maar kijkende naar de gebieden waar de Arabieren van Najd gedurende Shaik Muhammed’s land in leefde, en het heidendom dat plaatsvond in hun landen voor oog houdende, was zijn grootste poging om sterke belangstelling te tonen voor Tawheed.

En zoals erg normaal is, in mijn opinie, gezien de bekwaamheid van mensen beperkt is, was hij, zoals ze zeggen, niet in staat om zijn oorlog te voeren op elk front. Daarom waren al zijn inspanningen afgestemd op het verspreiden van de Tawheed en oorlog voeren tegen het heidendom en de afgoderij. En hij ontving hier alle succes in en zijn geweldige Oproep was verspreid over de hele Islamitische wereld erna. En dit was ondanks dat er, helaas, gevechten waren tussen hem en zijn tegenstanders. Maar dit is de Soennah (Manier) van Allaah met betrekking tot Zijn schepping. En je zult geen enkele verandering vinden in de Soennah (Manier) van Allaah.

Echter in hedendaagse tijden hebben de geleerden hun oproep tot het Boek en de Soennah hernieuwd en daarom zijn er veel gewone en speciale mensen in de Arabische landen herontwaakt. Wat betreft de niet-Arabische landen, zijn verkeren helaas nog steeds in een slapende toestand.

Deze Arabische landen zijn echter getest door het tegengestelde, zoals ik hiervoor heb aangegeven. Sommigen van hen stoppen namelijk niet bij het middenpunt van gematigheid. Hiervoor in de plaats hebben zij kennis over één ding en zijn zij onwetend over andere dingen. Hierdoor zie je dus dat wanneer een gewone man die niets begrijpt een geleerde over een onderwerp vraagt ‘Wat zijn de regels?’, afgezien van het feit of het antwoord een ontkenning en een weigering is, hij begint met zijn eis: ‘Wat is het bewijs?’

En soms is deze geleerde niet in staat om het bewijs te verklaren, vooral als het bewijs is afgeleid van en aangenomen is door grondig onderzoek, en het niet is verklaard in een specifieke tekst in de Qor-aan en de Soennah. Dus bij onderwerpen met zo’n aard is het niet juist voor de vrager om diep te gaan en te zeggen: ‘Wat is het bewijs?’ En het is vereist dat de vrager het zelf weet. Is hij van de mensen die bewijzen begrijpen of niet? Heeft hij enig aandeel in kennis van het algemene (‘aam) en het specifieke (khaas), het onbeperkte (mutlaq) en het beperkte (muqayyad), de afschaffing (naasikh) en het afgeschafte (mansookh). Als deze persoon dus niets van deze dingen begrijpt, haalt hij er dan enig voordeel uit door te zeggen: ‘Wat is het bewijs?’ Voor wat?! –voor de regels betreffende een vrouw die danst voor haar man of voor haar Moslim zuster, of het nu toegestaan of verboden is! En de dabkah van mannen! Hij wil het bewijs ervoor! Maar in werkelijkheid is er geen tekstueel bewijs van de Boodschapper, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, voor deze zaak die voor ons bestaat. Er is alleen onderzoek, het afleiden van en de verwerving van het begrijpen ervan.

Als gevolg hiervan zeggen we op sommige momenten: Niet elke zaak heeft een expliciet bewijs dat in detail gegeven kan worden, welke elke Moslim kan begrijpen, of hij nu een gewone ongeletterde persoon of een student met kennis is. Maar dit geldt niet alle zaken. Dit is waarom Allaah, de meest Verheve, zegt: ‘Vraag de mensen met kennis als jullie het niet weten.’

Vanuit het extreme dat we hiervoor hebben aangegeven –en als gevolg ervan zijn de meest onwetende mensen begonnen met het vragen om bewijs- is het zo dat veel van hen die zichzelf rekenen tot hen van het Boek en de Soennah geloven dat de geleerde als hem iets wordt gevraagd over een zaak, dat op hem de verplichting rust om bij zijn antwoorden te zeggen ‘Allaah heeft gezegd en Zijn Boodschapper heeft gezegd’.

Ik zeg dat dit geen verplichting is en dat het niet van de voordelen is van het behoren tot de methodologie van de Salaf As-Saalih (vrome voorgangers). En verder zijn hun biografieën en hun fataawaa een bewijs (…) voor wat ik heb verklaard. Dus gebaseerd hierop, is het verplicht om het bewijs te noemen als de situatie daartoe noodzaakt. Het is echter geen verplichting voor hem elke keer dat hem een vraag wordt gesteld te zeggen: ‘Allaah zegt sus en so’ of ‘De Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, zegt sus en so’. En dit is vooral het geval als de zaken van de gedetailleerde en ingewikkelde zaken van Fiqh zijn over welke verschillende meningen bestaan.

Verder zijn de woorden van Allaah:

Vraag de mensen met kennis als jullie het niet weten’ in de eerste plaats bedoeld in onbeperkte zin. Dus alles wat je hoeft te doen is het aan iemand vragen waarvan jij denkt dat iemand is met kennis. En als je het antwoord van hem hoort dan is het aan jou om het op te volgen tenzij je er twijfels over hebt door wat je van een andere geleerde hebt gehoord. Er is niets verkeerds aan om dit tegen hem te zeggen. Op dit punt moet de geleerde, met de kennis die hij heeft, dus een poging doen om de twijfel weg te nemen welke is ontstaan bij de vrager.

Samenvattend: Een vrouw die voor haar man danst, tezamen met de beperkende voorwaarde welke hiervoor is genoemd, is toegestaan. Wat betreft haar dansen voor andere vrouwen, ook dan zijn er twee vormen, zoals we eerder hebben gezegd. Met betrekking tot een vrouw die voor haar man danst, als haar gedans niet gepaard gaat met professionalisme (geleerde manier van dansen), maar het alleen bestaat uit het bewegen en wuiven van de handen, en er geen heupen worden geschud (of dat soort dingen) die het verlangen opwekken en twijfel veroorzaken, dan is er haar dansen ook geen probleem. Als het al juist is om het dansen te noemen!

Maar als er enige van deze (duivelse) dingen, zoals hiervoor genoemd, in teruggevonden kunnen worden, dan is het er van verwijderd blijven het oorspronkelijke beginsel. Wat betreft de dabkah van de mannen, als deze bestaat uit het imiteren van de dansen, welke we normaal gepaard zien gaan met zingen, niet te noemen dat er woorden in genoemd worden die niet van de Godsdienst zijn, dan is het lahw (een nutteloos tijdverdrijf) en wordt het niet aangemoedigd (om te doen). Het wordt verder aangemoedigd om er van weg te blijven, zoals de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft gezegd: ‘Elke lahw (nutteloos tijdverdrijf) waarmee de Zoon van Adam zich verbindt, is een leugen, behalve het spelen met zijn vrouw, het spelen met zijn paard, boogschieten en het leren zwemmen.’ Aan de hand van deze hadeeth houden we dus de mening aan dat het een leugen is.

Dus als dit de voorwaarde van nutteloos tijdverdrijf is, dat we worden aangemoedigd om er van verwijderd te blijven en dat het niet van de getrouwe zaken is, zeggen we dat het is toegestaan, zolang het niet gepaard gaat met iets dat tegen de Godsdienst ingaat in welk aspect dan ook. Het is echter een toegestane zaak die gewogen moet worden met de hadeeth die ik hiervoor genoemd heb.

Maar in mijn mening, en Allaah weet het het beste, want ik ben van geen van deze dabkahs getuige geweest, is het niet mogelijk dat het vrij is van tegengesteldheid aan de Godsdienst. En is omdat we bijvoorbeeld de dabkah gehoord hebben en het is niet de dabkah alleen. We horen erdoor heen muziek, de mu’adhin die de Adhaan roept en de Imaam die de Qor-aan luid reciteert. En zij maken zich nergens anders druk om, maar daarvoor in de plaats zijn zij druk met hun nutteloos tijdverdrijf. Daarom is de dabkah van de zaken die nutteloos tijdverdrijf zijn en moet deze gewogen en vastgesteld worden. En we zeggen niet het Haraam (verboden) is, tenzij het gepaard gaat met iets dat tegen de Godsdienst ingaat, want dan zou het zonder twijfel in iets veranderen dat Haraam (verboden) is. [Al-Asaalah, Uitgifte #8]

Vraag: Wat is de beste manier voor vrouwen om da’wah te verrichten?

Antwoord: Ik zeg tegen de vrouwen: ‘Blijf in jullie huizen’ [Surah Ahzaab: 33] En jullie zouden jezelf niet moeten betrekken bij da’wah. Ik weiger om het woord ‘da’wah’ te gebruiken onder de mannelijke jeugd, dan lijkt het net of zij allen van de mensen van da’wah zijn –alsof het woord da’wah de mode is geworden van de nieuwe tijd. Dus elk individu dat iets weet over de Godsdienst wordt een Da’ee (oproeper tot de Islaam)! En deze kwestie beperkt zich niet alleen tot de mannelijke jeugd, het heeft zich ook uitgestrekt naar de vrouwelijke jeugd en de huisvrouwen. En in vele gevallen zijn zij begonnen om zich af te keren in het vervullen van de verplichtingen van hun huishouden en hun man en hun kinderen. Zich afkerende van deze verplichtingen naar iets dat niet verplicht voor hen is, zoals het verrichten van da’wah.

De algemene regel betreffende de vrouw is dat zij in haar huis moet blijven. En het is niet toegestaan voor haar om het huis te verlaten, tenzij ze een noodzakelijke reden heeft. Dit is gebaseerd op de verklaring van de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam: ‘En (bidden in) hun huizen is beter voor hen’, dit wil zeggen dan het (gezamenlijke) gebed in de moskee.’

Vandaag de dag zien we een heersend fenomeen onder de vrouwen dat zij vaak naar de moskee gaan om het gezamenlijke gebed te bidden, niet te noemen het Jumu’ah gebed. Ondanks dit zijn hun huizen beter voor hen –tenzij er een moskee is in welke de Imaam een geleerde is die de aanwezigen enkele aspecten onderwijst van de wetenschap van de Godsdienst. In dit geval kan de vrouw naar de moskee gaan om te luisteren naar deze kennis. Er is niets dat haar tegenhoudt om dat te doen. Wat betreft de vrouw die zichzelf helemaal bezighoudt met da’wah (!), laat haar thuis zitten en lezen uit de boeken die haar of broers of andere mannelijke familieleden haar geven.

Verder is er niets dat haar weerhoudt om een dag te organiseren waarop de vrouwen naar haar huis komen of zij naar (een huis van) één van hen gaat. Dat is beter dan dat er een groep vrouwen naar haar komt. Eén vrouw die naar een groep vrouwen toegaat, is beter voor hen dan dat zij allen naar haar komen. Wat betreft haar reizen, wellicht zonder een mahram, en als zij het rechtvaardigt door te zeggen dat zij naar buiten is gegaan voor de da’wah, dan is dit van de hedendaagse innovaties. En ik specificeer hier niet alleen de vrouwen mee, zelfs sommige van de mannelijke jongeren spreker overmatig over de da’wah terwijl zij erg weinig kennis hebben. [Al-Asaalah, Uitgifte #19]

Vraag: Wat zijn de regels omtrent een man die de bevalling van een kind van een vrouw ondersteund?

Antwoord: Het aspect van het brengen van een vrouw naar het ziekenhuis zodat zij een kind kan baren, moet niet de mening met zich meebrengen dat het geheel toegestaan is. Veeleer moeten er wat beperkingen en voorwaarden aan gesteld worden.

Als een vrouwelijk arts, met haar kennis en ervaring, ziet dat deze zwangere vrouw niet in staat is om een natuurlijke bevalling te ondergaan en dat zij een operatie of operatieve ingreep nodig heeft, dan moet zij in dit geval naar het ziekenhuis gebracht worden. Maar in het geval dat de geboorte natuurlijk is, is het niet toegestaan voor haar om het huis te verlaten om naar het ziekenhuis te gaan alleen om een baby ter wereld te brengen die op natuurlijke wijze ter wereld gebracht kan worden. Maar als deze vrouw gedwongen is om naar het ziekenhuis te gaan, dan moet er geen mannelijke dokter aangsteld worden om de baby ter wereld te brengen. Maar in het geval dat een vrouwelijke arts niet gevonden kan worden, zit er geen kwaad in als de mannelijke arts haar behandelt, want dat behoort tot de aspecten van extreme noodzaak. Het is eerder verplicht dat een mannelijke arts het kind ter wereld brengt, als er geen vrouwelijke arts aanwezig is en de zwangere vrouw in een situatie verkeerd waarin zij gevaar loopt.

Dit antwoord is afgeleid uit twee principes van de beginselen van Usool-ul-Fiqh, welke zijn:

Zaken van noodzaak maken het verbodene toegestaan, en
Een noodzaak wordt bepaald naar gelang haar omvang

De algemen regel is dus dat een vrouw haar huis niet mag verlaten, behalve in als het een noodzaak is. Dit is verklaard in Saheeh Al-Bukhaaree. Toen Allaah’s woorden werden geopenbaard:

En blijft in jullie huizen en vertoont jullie niet in alle openheid zoals vroeger in al-Jaahiliyyah (de Tijd van Onwetendheid).” Soerat al-Ah’zaab [33:33] (Waarop) de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, zei: ‘Allaah heeft het voor jullie (vrouwen) toegestaan om erop uit te gaan voor jullie noodzakelijkheden.’ [Al-Asaalah, Uitgifte #3] [Al-Asaalah, Uitgifte #3]

Vraag: Wat is de regelgeving met betrekking tot een vrouw die wat van haar haren afknipt?

Antwoord: Met betrekking tot het knippen van het haar van een vrouw, moet er gekeken worden naar het motief achter het knippen. Als zij haar haren knipt om ongelovige of zondige vrouwen te imiteren, dan is het niet toegestaan om het te knippen terwijl zij deze intentie heeft. Als zij een klein stukje afknipt of het knipt naar genoegen van haar man dan zie ik niets dat dit zou kunnen weerhouden.

Het is overgeleverd in Saheeh Moeslim (nr. 320) dat: ‘De vrouwen van de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, gewoon waren om hun haar te knippen tot het punt dat het de oorlellen bereikte.’ [Al-Asaalah, Uitgifte #1]

Vraag: Is het toegestaan voor een vrouw om haar eigen geld vrij uit te geven zonder de toestemming van haar man? En wat als zij vóór het uitgeven al weet dat haar man niet zal instemmen met de van haar geld, zelfs als het voor liefdadigheid is? En hoe zit het met het weggeven van haar sieraden, welke zij heeft gekocht met haar eigen geld, zonder zijn toestemming? Wat zij de regels hieromtrent?

Antwoord: De regel betreffende deze zaak wordt duidelijk uit de hadeeth van de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam: ‘Het is niet toegestaan voor een vrouw om haar rijkdom vrij uit te geven zonder de toestemming van haar man.’

Dit is een hasan saheeh hadeeth, hasan op zichzelf en saheeh gebaseerd op zijn verschillende routes van overlevering. En wat betreft de overleveringen waarvan gedacht wordt dat zij in tegenstrijd zijn met deze hadeeth, het is niet correct om erop te vertrouwen of om te beweren dat zij deze hadeeth tegenspreken. Wat betreft de hadeeth in welke de vrouwen hun ringen en oorbellen weggeven voor liefdadigheid, als ik gerapporteerd in de saheeh, hier is vanuit vele verschillende hoeken op gereageerd:

Eén ervan is dat het waarschijnlijk was dat deze liefdadigheid donaties waren gegeven met de toestemming van de mannen van deze vrouwen. En het is ook mogelijk dat deze gebeurtenis plaatsvond vóór deze regel, die wordt genoemd in de hadeeth, vast vastgesteld werd. Hierdoor adviseren we elke Moslimvrouw, die trouwblijft aan het handelen op basis van de Qor-aan en de Soennah, om niets van haar rijkdom weg te geven zonder toestemming van haar man. Dit omdat het een oorzaak en reden zal zijn voor het verschijnen van ruzies tussen het stel en het eindresultaat hiervan zal erg slecht zijn.

Maar in het geval de man gemeen en verdrukkend is tegen zijn vrouw (door haar geen toestemming te geven), kan zij haar zaak voordragen aan de wettelijke rechtspraak. En dit is vooral het geval omdat de wettelijke rechtspraak vandaag de dag in het voordeel van de vrouwen is. En in een meer specifiek voorbeeld, in zaken zoals deze, zijn de rechters het erover eens dat de vrouw haar geld vrij mag uitgeven zonder de toestemming van haar man. Als de zaak dus naar het gerecht wordt gebracht en de rechter besluit dat deze actie een schending?? was van de zijde van de man tegenover zijn vrouw en hij besluit dat zij haar geld mag weggeven, mag ze dat doen. Maar als haar man weigert en er bij blijft dat als ze het mag uitgeven, ze het geld zal verkwisten, kan de rechter haar op dat punt daarvan weerhouden. Zelfs als hij dit baseert op de regel dat het toegestaan is voor haar om geld van haar eigendom weg te geven, kan hij haar niet toestaan om geld voor liefdadigheid weg te geven welke beschouwd kan worden als buitensporig en een verkwisting van geld. En Allaah weet het het beste. [Al-Asaalah, Uitgifte #19]

Vraag: Als een vrouw (een) onenigheid heeft met haar man over een Fiqh kwestie, zoals het reizen zonder een mahram, kan hij in het algemeen dan zijn Fiqh mening aan haar opdringen?

Antwoord: De mannen zijn zaakwaarnemers voor de vrouwen, omdat Allaah de één boven de ander heeft bevoorrecht..’ [Surah An-Nisaa: 34] Met betrekking tot deze vraag moet de mening van één van de echtgenoten –óf die van de vrouw óf die van de man- uitgevoerd worden. En er is geen twijfel over dat zolang Allaah, de Machtige en Sublieme, het verplicht heeft gesteld voor de vrouw om haar man te gehoorzamen, haar mening geen beslissende factor is. Zij moet hem in deze situatie dus gehoorzamen. Hiervóór moeten zij het echter eerst opbrengen om elkaars standpunt aan te horen en met elkaar praten om tot een verstandhouding met elkaar te komen. Maar als (nadat zij dit gedaan hebben) de situatie een punt heeft bereikt als het punt waarop de vraag wordt gesteld, dan is het antwoord dat het (op dit punt) verplicht is voor haar om hem te gehoorzamen en geen tegenstand te bieden. [Al-Asaalah, Uitgifte #19]

Vraag: Als een meisje de juiste leeftijd heeft bereikt om te trouwen, kan haar voogd haar dan dwingen om te trouwen?

Antwoord: Het is niet toegestaan voor de voogd om een meisje te dwingen om te trouwen. Als een meisje dus niet de juiste leeftijd heeft bereikt en zij gedwongen wordt om te trouwen, kan zij, nadat zij leeftijd van begrip en rijpheid heeft bereikt, naar een manier zoeken om dit huwelijk te ontbinden. Dit is omdat er een meisje was gedwongen om te trouwen gedurende de tijd van de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam. Na de bruiloft ging zij naar de Boodschapper, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, en zei tegen hem: ‘O Boodschapper van Allaah! Mijn vader heeft mij uitgehuwelijkt aan een man die ik niet aardig vind, om zo zijn eigen status te verhogen.’ Toen heeft de Boodschapper, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, haar huwelijk nietig verklaard.

Hierdoor is het voor de voogd van een meisje niet toegestaan om haar te dwingen tot een huwelijk, afgezien van het feit of ze een meisje is die de wettige leeftijd (voor een huwelijk), of dat ze gescheiden is, of getrouwd was maar haar man heeft verloren. Het is alleen toegestaan voor hem om haar in díe richting te wijzen die het meest voordelig voor haar is m.b.t. haar zaken in deze wereld en het hiernamaals.

De Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft gezegd: ‘Er is geen huwelijk behalve met (de toestemming van) een voogd en (de aanwezigheid van) twee betrouwbare getuigen.’ En hij, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft ook gezegd: ‘Dwing jullie vrouwen niet (om te trouwen), maar zorg ervoor dat jullie haar toestemming hebben.’ En hij, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft ook gezegd: ‘Haar zwijgen is haar instemming.’

Dit zijn etiquettes en voorwaarden waar we trouw aan moeten blijven. Soms verschijnen er echter dingen die in tegenstrijd zijn met de Goddelijke Wetgever. Zoals dat de vader zijn dochter belet in het trouwen vanwege een materialistische ambitie. Of omdat degene die haar ten huwelijk vraagt arm is en de status van hem (haar vader) niet zal verheffen. En zo blijft de dochter over zonder echtgenoot. In deze situatie heeft de Goddelijke Wetgever het haar toegestaan om zelf te trouwen, omdat de Boodschapper, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft gezegd:

Welke vrouw (dan ook) zichzelf trouwt zonder de toestemming van haar voogd, haar huwelijk is ongeldig, haar huwelijk is ongeldig, haar huwelijk is ongeldig. Maar als zij verschillen, dan is de gezaghebbende figuur (sultaan) de voogd van wie geen voogd heeft.’

Daarom kan dit meisje –wiens vader haar van trouwen heeft belet vanwege een duidelijke materialistische reden- haar zaak voordragen aan een wettige rechter. Deze zal dus de voogd van het meisje onderzoeken en hem ondervragen over de redenen waarom hij het meisje belet (om te trouwen). Als hij een geldige reden van hem hoort, zoals dat de man die wil trouwen een persoon is die vernieuwingen inbrengt in de Godsdienst of dat hij niet bidt of dat hij alcohol drinkt, dan kan de rechter hem (de vader) hier niet in tegenstaan. Maar als hij onwettige redenen van hem hoort, kan hij op dat punt de voogdij(schap) van haar huwelijk op zich nemen. [Al-Asaalah, Uitgifte #6]

Vraag: Een vrouw die postnatale bloedingen had (bloeding na de geboorte), herkrijgt de staat van reinheid (het bloeden stopt), maar ondervindt dat na een paar dagen wat bloed uit haar gekomen is. Wordt dit bloed beschouwd als haar Istihaadah (onregelmatige bloedingen) of als iets anders?

Antwoord: Als zij de maximale periode, welke 40 dagen is, van haar postnatale bloedingen heeft overschreden, dan is het bloed zonder twijfel het bloed van Istihaadah en geen postnatale bloed. En als zij aanvoelt volgens haar denkbeeld dat zij de staat van reinheid heeft bereikt voordat zij de 40 dagen heeft volgemaakt, dan is het aannemelijk dat haar schatting over het weer rein zijn voordat de 40 dagen voorbij zijn, een fout van haar zijde. Dus dan moet zij naar het bloed kijken dat eruit komt. Als het donkerder bloed is, zoals menstruatie en postnatale bloed gewoonlijk is, dan moet ze zichzelf beschouwen alsof zij nooit de staat van reinheid heeft bereikt. In dat geval moet zij zich onthouden van het gebed en het vasten evenals andere religieuze zaken die zij niet mag doen (wanneer zij in deze staat verkeert). [Al-Asaalah, Uitgifte #15-16]

Vraag: Betreffende het (gedeelte van het) vers: ‘[Verboden zijn voor jullie (om te trouwen) jullie moeders..] En jullie stiefdochters die in jullie huizen wonen, kinderen van jullie vrouwen met wie jullie seksuele gemeenschap hebben gehad.’ [Surah An-Nisaa: 23] De meerderheid van de geleerden zeggen over dit gedeelte van de ayah (‘die in jullie huizen wonen’): Er is geen mafhoom 13(tegengesteld begrip) en het is alleen overgeleverd vanwege de meest aannemelijke situatie (makhraj al-ghaalib). 14 Er is echter een athar (verhaal) overgeleverd over ‘Alee, radyAllaahu’anhu, die een specificatie aangeeft voor deze regel voor alleen degenen die wonen in het huis van hun stiefvader. Wat is dus de meest correcte mening?

Antwoord: Voordat ik antwoord geeft, zie ik iets in de vraag dat gecorrigeerd moet worden. En dat is de verklaring van de vrager dat er een specificatie is voor deze ayah die teruggevonden kan worden in de overlevering van ‘Alee! Deze bewering is niet correct omdat de ayah op zich al specifiek is, als men hem bekijkt volgens de juiste zienswijze, en het is beperkt door het gedeelte ‘die in jullie huizen wonen. Dus de ayah zelf is gespecificeerd en beperkt. Als het (de ayah) onbeperkt zou zijn en er dan een ander begrip zou komen met een beperking zoals die genoemd in dezelfde ayah, dan zou er gezegd kunnen worden dat deze tekst een beperking op de ayah zou leggen. Echter, de ayah is hier op zich beperkt.
Na deze correctie gemaakt te hebben, zeg ik: Het feit van de zaak is dat dit onderwerp al sinds lange tijd betwist wordt. En persoonlijk ben ik verbaas hoe de meerderheid van de geleerden het eens zijn geworden over twee dingen betreffende deze zaak:

Ten eerste: Over het doorhalen (wegstrepen) van de beperkende tekst ‘die in jullie huizen wonen’ en bewerende dat deze beperkende tekst geen mafhoom (tegengesteld begrip) heeft.

Ten tweede: Over hun overeenstemming met het verwerpen van twee authentieke overleveringen van twee van de rechtgeleide Khaleefahs, ‘Umar en ‘Alee, radyAllaahu’anhumaa, welke bevestigt dat zij beide deze ayah hebben toegepast met zijnde beperking. Zij waren gewend om regels door te geven dat het toegestaan was voor een man om te trouwen met zijn stiefdochter onder de voorwaarde dat zij niet in zijn huis leefde. Dus ik ben verbaast over deze overeenstemming, gezien het twee beweringen maakt:

1. Er is geen mafhoom aan deze beperking
2. Een tegenstelling van de twee rechtgeleide Khaleefahs

Van mijn begrip van de vele mensen met kennis –en ik zal de Hanbalees specifiek noemen- vinden zij het genoeg in zaken als deze om een overlevering naar voren te brengen welke niet authentiek is – van één van de Sahaabah. Zij accepteren deze overlevering dus en volgen het, zeggende: ‘Wij weten niets dat het tegenspreekt.’ Hier zou het dus correcter zijn voor hun om te zeggen: ‘Wij weten niets dat deze twee Khaleefahs tegenspreekt.’ Dat is ten eerste, en tweede, wat duidelijk is uit de Qor-aan zou (ook) aan hun zijde zijn.

Er is een andere hadeeth over dit onderwerp welke gevonden kan worden in de 2 Saheeh verzamelingen. De Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, was het voorstel gedaan om een bepaalde vrouw te trouwen, maar hij gebruikte het excuus dat zij z’n stiefdochter was van zijn huishouden (om niet met haar te trouwen). Shaikh-ul-Islaam Ibn Taimiyyah heeft in een sectie van zijn boek ‘Iqtidaa As-Siraat Al-Mustaqeem’, waar hij het onderwerp van het vernieuwingen aanbrengen in de Godsdienst afkeurt, gezegd dat:

De Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, in zijn preek, welke zijn Khutbat-ul-Haajah was (de noodzakelijke preek), constant herhaalde: ‘En elke innovatie is een verkeerde leidraad. En elke verkeerde leidraad is in het Hellevuur.’ Hij (rahimahullaah) zei:

------------------------------------------------

12 Noot van de vertaler: Een dabkah is een Arabische dans waarbij mensen een lijn vormen door elkaars armen vast te houden. De vraag is met betrekking tot deze dans die wordt verricht door een groep mannen.

13 Noot van de vertaler: Deze refereert naar de mafhoom mukhaalafah, welke het tegengestelde begrip is die is afgeleid van de algemeenheid van een ayah. Dit gedeelte van de ayah in Surah An-Nisaa verklaart dat het voor een man verboden is met zijn stiefdochter te trouwen (na met haar moeder getrouwd geweest te zijn), als deze stiefdochter in zijn huis woont. De mafhoom is dus, of wat begrepen kan worden van deze ayah, in zijn tegengestelde betekenis, dat het voor hem is toegestaan om te trouwen met zijn stiefdochter als zij niet in zijn huis heeft gewoond. De vrager verklaart dat dit tweede begrip, afgeleid van mafhoom al-mukhaalafah, geen basis heeft in deze ayah en dat het niet bestaat.

14 Dit betekent dat de voorwaarde die gevonden kan worden in deze ayah ‘die niet in hun huizen wonen’ geen betekenis heeft. Dus de ayah is algemeen en refereert naar alle stiefdochters, degenen die in het huis leven van de stiefvader en degenen die daar buiten leven. Wat betreft het nemen van het beginsel van makhraj al-ghaalib, welke de meest voor de hand liggende situatie betekent, dan houdt dit in dat de woorden ‘die in hun huizen wonen’ alleen verklaard waren omdat stiefdochters voor het overgrote deel bij hun stiefvaders woonde in die tijd en dus niet waren verklaard als een beperkende factor. Echter de Shaikh weerlegt dit en verheldert dat de ayah juist beperkend is en dat het alleen verboden is om met de stiefdochters te trouwen die in de huizen van de stiefvaders wonen. Wat betreft de stiefdochter die in een ander huis woont, zij mag wel met hem trouwen.

0 reacties:

Een reactie posten

Live duroos