Vragen over het gebed.

Fataawaa van Shaikh Al-Albaanee

Vraag: Is de Adhaan verplicht voor iedereen die bidt, zelfs de persoon die alleen bidt in de moskee die een (vaste) Imaam in dienst heeft?

Antwoord: Ja, want het is vastgesteld in sommige wegen van de overlevering van de hadeeth over de man die niet goed had gebeden dat de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, tegen hem zei:
‘Verricht de Adhaan, dan de Iqaamah’. Dit is dus een bevel van hem, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam. En de regel van de grondbeginselen van ‘Ilm-ul-Osool (De Wetenschap van Principes/Grondbeginselen) is dat er met betrekking tot een bevel een verplichting wordt aangegeven, zolang er niets is overgeleverd dat deze verplichting teniet zou doen. En er is hier geen overlevering die deze regel teniet doet.
[Al-Asaalah, #5]

Vraag: Als je de moskee binnenkomt en de eerste gebedsrij is vol, kun je dan iemand uit deze rij trekken zodat hij met jou kan bidden (in de tweede rij) of moet je gewoon alleen bidden?

Antwoord: Als de hadeeth, over het iemand uit de rij trekken zodat men niet alleen hoeft te bidden in de tweede rij, betrouwbaar was, zou het verplicht zijn om de mening erop te baseren. De keten van overlevering is echter niet betrouwbaar, zoals ik heb uitgelegd in Irwaa-ul-Ghaleel & Al-Silsilah Ad-Da’eefah (tweede hoofdstuk). Zolang deze hadeeth dus niet betrouwbaar is, moet de persoon die de moskee binnenkomt waarvan de eerste rij vol is, zichzelf proberen tussen de mensen van de eerste te rij te dringen. Dit is in de meeste gevallen mogelijk, omdat de meerderheid van de Moslims in deze tijd het nauw tegen elkaar aanstaan in de gebedsrijen(door tegen elkaar aan te dringen) achterwege hebben gelaten. Als deze persoon (die binnenkomt in de moskee) dus ziet dat de eerste rij vol is, moet hij zijn best doen om er een lege plaats in te vinden, zelfs als hij daarvoor gebaren moet maken naar degene waar hij naast wil bidden, zodat deze plaats voor hem maakt om in de eerste rij te staan.

Maar als hij niet in de mogelijkheid is om dit te doen, omdat de mensen in de rij te dicht op elkaar staan of omdat sommige mensen die aan het bidden zijn geen plaats voor hem willen maken, dan kan hij alleen staan in de tweede rij en zijn gebed zal dan (gewoon) geldig zijn. Dit omdat de Profeet’s, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, woorden: ‘Er is geen gebed voor degene die alleen bidt in een rij’ alleen refereert naar de mate van iemands mogelijkheid en geschiktheid om alle andere daden van aanbidding te verrichten. We weten bijvoorbeeld dat het staan tijdens het verplichte gebed een zuil is (van het gebed). Daarom is het gebed van degene die zittend bidt, maar wel de mogelijkheid heeft om te staan, niet geldig. Als hij echter niet de mogelijkheid heeft om te staan, dan kan hij ook zittend bidden, zoals de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft gezegd: ‘Bidt staand. Maar als je hiertoe niet in staat bent, dan zittend. Maar als je hiertoe niet in staat bent, dan op je bed’. Ditzelfde gaat op voor de persoon die achter de eerste rij in zijn eentje bidt, onder de voorwaarde dat hij niet de mogelijkheid heeft om in de rij voor hem te staan. Dus de hadeeth: ‘Er is geen gebed voor degene die alleen bidt in een rij’ is meest waarschijnlijk toepasselijk op de persoon die deze zaak te licht opneemt of op degene die zich afkeert van zijn wettelijke regels. Zoals wordt gedaan door vele mensen, vooral door de mu’addhins die zich niet bij de rijen voegen, maar eerder alleen gaan bidden op plaatsen vlakbij de deur (van de moskee). Dus deze individuen zijn degenen op wie de hadeeth gericht is. Wat betreft de man die de moskee binnenkomt en probeert in de eerste rij te gaan staan, maar daartoe niet in staat is, noch dat iemand naast hem komt staan (in de tweede rij), deze man kan dan alleen bidden. En Allaah belast een ziel niet met verantwoordelijkheid, behalve als Hij het de mogelijkheid heeft gegeven om deze verantwoordelijkheid te vervullen. En dit is de mening van Shaikh-ul-Islaam Ibn Taimiyyah.
[Al-Asaalah, #10]

Vraag: Een man gaat de moskee binnen wanneer het ‘Ishaa gebed opgeroepen wordt te gaan beginnen. Hij heeft echter het Maghreb gebed (nog) niet gebeden, door een geldige reden. Wat moet hij in deze situatie doen?

Antwoord: Deze man moet de Imaam volgen die het ‘Ishaa gebed leidt, terwijl hij de intentie heeft om het Maghreb gebed te bidden. Maar wanneer de Imaam opstaat voor de vierde raka’ah, moet hij zich voornemen om zichzelf af te zonderen van de Imaam en dan te (blijven) zitten, de Tashahhud te doen en zijn gebed alleen afmaken.
[Al-Asaalah, Uitgifte #1]

Vraag: Wat zijn de wettelijke regels m.b.t. het houden van een tweede gezamenlijk gebed in de(zelfde) moskee?

Antwoord: De Fiqh geleerden hebben een punt van verschil gehad m.b.t. de regels van het houden van een tweede gezamenlijk gebed. Voordat we echter de verschillende meningen noemen en aangeven welke de meest correcte mening is, moeten we eerst ‘de soorten van gezamenlijk’ waar zij over verschillen identificeren.

Het onderwerp van onenigheid m.b.t. het gezamenlijke gebed is dat het verricht wordt in een moskee die een vaste Imaam en mu’adhin in dienst heeft. Wat betreft de gezamenlijke gebeden die verricht worden op elke andere plaats, zoals bij iemand thuis, of een moskee die gebouwd is langs de weg (een musalla) of een winkel, dan is er niets dat iemand tegenhoudt om herhaalde gezamenlijke gebeden te hebben op deze plaatsen.

De geleerden die de mening hebben dat het niet toegestaan is om verschillende gezamenlijke gebeden te hebben in een moskee die een vaste Imaam en een vaste mu’adhin heeft, ontlenen hun regelgeving aan twee bewijzen. De eerste is tekstueel en komt van de Goddelijke Regelgever, terwijl de andere theoretisch is en een beschouwing is van de overleveringen en de wijsheid achter het voorgeschreven gezamenlijke gebed.

Wat betreft het tekstuele bewijs, deze hebben zij onderzocht en zij vonden dat de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, gedurende zijn leven de mensen in het gezamenlijke gebed leidde in zijn moskee. En tezamen met dit, wanneer een ieder van zijn Metgezellen de moskee binnenkwam en zag dat het gezamenlijke gebed was afgelopen, dan bad hij alleen en wachtte hij niet (op anderen die zouden komen). Noch keek hij naar rechts of links, zoals de mensen vandaag doen, op zoek naar één of meerdere mensen zodat één van hen met hen kon bidden als een Imaam.

De Salaf deden geen van dit alles nooit. Als één van hen de moskee binnenkwam en zag dat de mensen al gebeden hadden, dan bad hij zelf. Dit is de conclusie van Imaam Ash-Shaafi’ee in zijn boek Al-Umm. En zijn bespreking over dit onderwerp is de meest uitgebreide die ik heb gezien van de besprekingen door de Imaams over deze zaak. Zo heeft hij gezegd:

‘Als een groep mensen een moskee binnengaat en ziet dat de Imaam al heeft gebeden, dan moeten zij individueel bidden. Maar als zij gezamenlijk bidden, dan is hun gebed aannemelijk en geldig, echter ik haat het dat zij dit doen gezien het niet de gewoonte was van de Salaf.’

Toen zei hij:
‘Wat betreft de moskee die zich bevindt langs de snelweg en welke geen vaste Imaam en mu’adhin in dienst heeft, hierin is het niet erg om verschillende gezamenlijke gebeden te verrichten.’

Vervolgens zei hij:
‘En we hebben in ons geheugen geprent dat een groep van de Profeet’s Metgezellen het gezamenlijke gebed gemist hadden, dus baden zij individueel. Zelfs al waren zij in de gelegenheid om een tweede gezamenlijk gebed te houden, deden zij dit niet. Dit omdat zij het haatten om (hetzelfde) gezamenlijke gebed twee keer te verrichten in de moskee.

Dit zijn de woorden van Imaam Ash-Shaafi’ee. En wat hij heeft gezegd over de Metgezellen die gewend waren om individueel te bidden als zij het gezamenlijke gebed hadden gemist, is genoemd als een ta’leeq overlevering in een verkorte vorm. En Al-Haafidh Abu Bakr Ibn Abee Shaibah heeft dit opgenomen zijn bekende boek Al-Musannaf. Hij heeft het overgeleverd met een sterke keten van overlevering onder gezag van Al-Hasan Al-Basree dat wanneer de Metgezellen een gezamenlijk gebed hadden gemist, zij individueel baden.

Ibn Al-Qaasim heeft dit begrip, in zijn Mudawwanat-ul-Imaam Maalik, in verband gebracht met een groep van de Salaf, zoals de Naafi’ de bediende van van Ibn ‘Umar, Saalim Ibn ‘Abdillaah en anderen, dat wanneer zij het gebed hadden gemist, zij individueel baden en zij het gezamenlijke gebed niet een tweede keer verrichten.

Imaam At-Tabaraanee heeft in zijn Mu’jam Al-Kabeer ook, met een goede keten van overlevering van Ibn Mas’ood, gerapporteerd dat deze op een dag weg ging met twee van zijn Metgezellen van zijn huis naar de moskee om het gezamenlijke gebed te bidden. Toen zij er echter bij de moskee aankwamen, zagen zij de mensen naar buiten komen gezien het gebed was afgelopen. Hij ging toen terug naar huis en leidde hen in het gebed. Dus het terugkeren naar huis van Ibn Mas’ood –de persoon zijnde die hij was te danken aan het vergezellen van de Profeet, sallAllaahu ‘alayhi wa sallam, en zijn kennis over en begrip van de Islaam – als hij de voorschrijving van het bidden van verschillende gezamenlijke gebeden in één moskee kende, dan zou hij de moskee binnen gegaan zijn en zou hij samen met zijn twee metgezellen gezamenlijk gebeden hebben. Dit is omdat hij de woorden van de Profeet, sallAllaahu ‘alayhi wa sallam:
‘Het beste gebed van een man is het gebed dat hij verricht in zijn huis, met uitzondering van de verplichte gebeden’
kende. Dus wat is het dat Ibn Mas’ood, radyAllaahu ‘anhu, verhinderde om zijn verplichte gebed in de moskee te bidden? –zijn kennis dat als hij in de moskee zou bidden, hij het alleen zou moeten doen. Dus hij bedacht dat als hij het gezamenlijke gebed bij hem thuis zou houden, dat beter zou zijn dan dat hij en degenen die met hem waren het gebed alleen moesten bidden in de moskee.

Dit is een verzameling van de uitspraken die de mening, van de meerderheid van de geleerden ondersteunt die het houden van meerdere gezamenlijke gebeden in de omschreven moskee op de manier zoals hiervoor genoemd afkeuren.

Daarnaast zullen mensen nog meer bewijzen vinden als zij enig onderzoek verrichten. De twee Imaams, Al-Bukhaaree en Muslim hebben gerapporteerd van de hadeeth van Abu Hurairah, radyAllaahu ‘anhu, dat de Profeet, sallAllaahu ‘alayhi wa sallam, heeft gezegd:
‘Ik voelde een sterk verlangen om een man het bevel te geven om de mensen in het gebed te leiden. Dan een aantal mannen het bevel te geven om hout te gaan verzamelen, dan naar de mensen gaan die het gezamenlijke gebed niet komen bidden en hun huizen in brand te steken. Bij Degene in wiens hand de ziel is van Mohammed, als één van hen zou weten dat hij twee goede…. zou vinden in de moskee, dan zou hij zeker komen om de twee (die bidden) te zien.’

In deze hadeeth heeft de Profeet, sallAllaahu ‘alayhi wa sallam, degenen die zich onthouden van het bijwonen van het gezamenlijke gebed in de moskee, bedreigd met hen verbranden met vuur. Ik geloof dat deze hadeeth alleen ons informeert over de hiervoor genoemde regel of het informeert ons over wat Imaam Ash-Shaafi’ee heeft verklaard en wat Ibn Abee Shaibah in verband heeft gebracht. En dat was dat de Metgezellen herhaalde gezamenlijke gebeden zouden bidden in de moskee??? Dit is omdat, als we zouden aannemen dat het tweede en derde gezamenlijke gebed was toegestaan in de moskee, er deze strenge bedreiging was van de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘alayhi wa sallam, gericht op degenen die zich onthielden van het gezamenlijke gebed, van welk gezamenlijk gebed onthielden zij zich dan? En voor welk gezamenlijk gebed waar zij zich van onthielden was deze strenge bedreiging bedoeld?

Als gezegd wordt: ‘Voor het eerste gezamenlijke gebed’, dan moet er gezegd worden: De andere gezamenlijke gebeden zijn niet toegestaan. En als gezegd wordt: ‘Deze strenge bedreiging geldt alleen voor degenen die zich onthouden van elk gezamenlijk gebed, ongeacht welk nummer (tweede, derde, vierde etc.) het van het gezamenlijke gebed is. In dit geval zou het argument van de Allaah’s Boodschapper, sallAllaahu ‘alayhi wa sallam, gericht op een ieder van de mensen die zich onthouden van elk van de gezamenlijke gebeden, helemaal niet ingesteld kunnen worden. Als hij, sallAllaahu ‘alayhi wa sallam, namelijk één van hen (die het gezamenlijke gebed niet bijwoonden) [na iemand de leiding gegeven te hebben om het gebed te leiden] zou betrappen door naar zijn huis te gaan en hem zou aantreffen terwijl hij zijn vrije tijd met zijn vrouw en kinderen aan het doorbrengen was en hem zou vragen: ‘Waarom ga je niet meebidden in het gezamenlijke gebed?’, deze persoon simpelweg zou zeggen: ‘Ik zal meebidden met het tweede of derde gezamenlijke gebed.’ Zal het argument (i.e. de bedreiging) van de Boodschapper dus tegen hem werken? Dit sterke verlangen van de Boodschapper, om iemand het gebed te laten leiden in plaats van hem en om vervolgens diegenen te verrassen die zich onthouden van het gezamenlijke gebed en hun huizen te verbranden, is het grootste bewijs dat er helemaal geen tweede gezamenlijke gebed is. Dit is met betrekking tot de tekstuele verslagen waar de geleerden op hebben vertrouwd voor ondersteuning (m.b.t. deze zaak).

Wat betreft het onderzoek, deze is vanuit het volgende gezichtspunt: ‘Er zijn vele ahadeeth overgeleverd die de deugdzaamheid van het gezamenlijke gebed uiteen zetten. Eén van hen is de hadeeth waarin de Profeet, sallAllaahu ‘alayhi wa sallam, zegt:
‘Gezamenlijk bidden is 25 keer beter dan alleen bidden –en in één overlevering – 27 keer beter.’
Deze deugdzaamheid was dus alleen verklaard voor het gezamenlijke gebed.

En in een andere ahadeeth is verklaard dat:
‘Het gebed van een man samen met een andere man in het zicht van Allaah zuiverder is, dan zijn gebed alleen. En het gebed van een man samen met twee andere mannen zuiverder is in het zicht van Allaah dan zijn gebed met één man.
Dit is omdat elke keer dat het gezamenlijke gebed toeneemt in het aantal individuen dat eraan deelneemt, de beloning ervan vermenigvuldigt bij Allaah.

Als we dit dus in gedachten houden en dan kijken naar de consequenties die de mening, dat men meerdere gezamenlijke gebeden in de moskee mag houden waar een vaste Imaam in dienst is, met zich meebrengt, dan zien we dat het de meest erge consequenties voortbrengt. Dit omdat de mening voor het houden van herhaalde gezamenlijke gebeden zal leiden tot het minimum aantal mensen die het eerste gezamenlijke gebed zullen bijwonen. En dit spreekt de aansporing tegen die we terugvinden in de hadeeth:
‘Het gebed van een man samen met een andere man is zuiverder dan zijn gebed alleen’
gezien deze hadeeth aanmoedigt dat er veel mensen zullen zijn in het gezamenlijke gebed. De mening hebben dat het gezamenlijke gebed herhaald kan worden in de moskee, bij/door noodzaak, leidt tot een minimum aantal mensen in het voorgeschreven eerste gezamenlijke gebed en tot een verdeling van de Moslim eenheid.

En er is iets anders dat een zorgvuldig onderzoek vereist. En dat is dat we de hadeeth van Ibn Mas’ood, radyAllaahu ‘anhu, in Saheeh Muslim, die gelijk is aan de hadeeth van Abu Hurairah, radyAllaahu ‘anhu, moeten onthouden:
‘Ik voelde een sterk verlangen om een man het bevel te geven om de mensen in het gebed te leiden.’
Deze hadeeth is overgeleverd (door Ibn Mas’ood) met betrekking tot degenen die zich onthouden van het verrichten van het Jumu’ah gebed. Dus als we weten dat Ibn Mas’ood, radyAllaahu ‘anhu, een bedreiging plaatste, van een specifiek type, voor elke persoon die zich onthoudt van het verrichten van het Jumu’ah en het gezamenlijke gebed, dan realiseren we ons dat deze twee gebeden betrekking hebben op hun verband met het gezamenlijke (gebed). Aldus is het Jumu’ah gebed –tot nu toe- enkelvoudig behouden en er is geen mening die verklaard dat het voorgeschreven is om meerdere (Jumu’ah) gebeden te verrichten in één moskee. Al de geleerden zijn het hier, ondanks hun verschillen, over eens. Hierdoor zien we dat de moskees gevuld zijn met mensen op de dag van het Jumu’ah gebed. Hierbij moeten we wel onthouden dat de moskees mede gevuld zijn met mensen op de dag van het Jumu’ah gebed doordat er sommigen zijn die het Jumu’ah gebed bijwonen, maar geen enkele van de andere (vaste) gebeden bijwonen. Echter, er is geen twijfel over dat de moskees gevuld zijn met mensen op de dag van het Jumu’ah gebed omdat de Moslims –en alle lof is voor Allaah- het Jumu’ah gebed niet herhaaldelijk verrichten in dezelfde moskee. Als de Moslims het gezamenlijke gebed dus net als het Jumu’ah zouden behandelen en op de manier waarop het was gedurende de tijd van de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘alayhi wa sallam, dan zouden de moskees gevuld zijn met mensen. Dit komt omdat elke persoon die continu de gezamenlijke gebeden verricht, altijd in gedachten zal hebben dat als hij het eerste gezamenlijke gebed mist, hij niet in staat zal zijn om het hierna te doen. Dit geloof zal dus dienen als een aanmoediging voor hem om zijn aanwezigheid bij gezamenlijke gebeden nauw in de gaten te houden. En het tegengestelde is ook waar. Als een Moslim voelt dat als hij het eerste gezamenlijke gebed mist, maar nog altijd mee kan bidden met een tweede of een derde of soms zelfs een tiende gebed, dan is dit van de dingen die zijn enthousiasme en aspiratie om het eerste gezamenlijke gebed bij te wonen verzwakken.

Er zijn twee dingen die overblijven: Eerst moeten we verhelderen dat diegenen die de mening hebben dat het tweede gezamenlijke gebed, volgens de specificatie die hiervoor genoemd is, niet is toegestaan en er een hekel aan hebben, de meerderheid van de Imaams van de Salaf zijn. Onder hen zijn de drie Imaams – Abu Haneefah, Maalik en Ash-Shaafi’ee. Imaam Achmad is ook onder hen volgens een overlevering (rapport). Deze overlevering is echter niet goed bekend onder zijn volgers vandaag de dag, ondanks dat één van zijn meest gespecialiseerde studenten, Abu Dawood As-Sijistaanee, het heeft genoemd. Hij rapporteerde over hem in zijn boek Masaa’il Al-Imaam Ahmad dat hij (Ahmad) zei: ‘Het gezamenlijke gebed herhalen in de twee heilige moskees (Mekkah en Medinah) draagt het hoogste niveau van afkeuring (kiraaha).’ Dit geeft dus, vanuit de aspecten van voorkeur, aan dat er ook een afkeur bestaat voor het herhalen van de gezamenlijke gebeden in andere moskees. Het (niveau van afkeur) is echter strenger in de twee (heilige) moskees. In deze overlevering is Imaam Ahmad dus in overeenstemming met de andere drie Imaams.

In de andere overlevering over Imaam Ahmad –degene die meer bekend is bij zijn studenten –baseren hij (rahimahullah) en degenen die hem volgden hun bewijs (steun) voor het verrichten van meerdere gezamenlijke gebeden op een hadeeth overgeleverd door At-Tirmidhee, Imaam Ahmad en anderen. Het is de hadeeth van Abu Sa’eed Al-Khudree in welke hij zegt:
‘Een man kwam de moskee binnen toen de Boodschapper, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, al had gebeden en zijn Metgezellen zich om hem, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heen hadden verzameld. De man wilde bidden, dus de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, zei: ‘Is er geen man die deze man liefdadigheid kan geven door met hem te bidden?’ Dus een man stond op en bad met hem.’
En in de overlevering van Abu Bakr Al-Baihaqee, welke gevonden kan geworden in de Sunan Al-Kubraa, is verklaard dat deze man Abu Bakr As-Siddeeq was. Deze overlevering heeft echter een zwakte in de keten. De authentieke overlevering noemt de naam van de man er niet in. Dus deze geleerden hebben deze hadeeth als bewijs gebruikt en zeggen: ‘De Boodschapper, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft het tweede gezamenlijke gebed toegestaan!’

Het antwoord op het gebruik van dit bewijs is dat we dit gezamenlijke gebed, welke genoemd wordt in deze hadeeth, niet hetzelfde beschouwen als het gezamenlijke gebed zoals die wordt bedoeld in de vraag. Dit omdat het gezamenlijke gebed qaar de hadeeth naar refereert, het gezamenlijke gebed is van een man die de moskee binnenkomt nadat het eerste gezamenlijke gebed is afgelopen en alleen wil bidden. Maar de Boodschapper, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, spoorde diegenen van zijn Metgezellen die al gebeden hadden met hem aan om één van hen te laten opstaan en iets vrijwillig te doen en een vrijwillig gebed te bidden. Dus iemand deed dit en dat is de manier waarop het zich voordeed. Dit gezamenlijke gebed bestond dus uit twee mensen: Degene die het gebed leidde (imaam) en degene die geleid werd (ma’moom). De Imaam bidt zijn verplichte gebed, terwijl de ma’moom een vrijwillig gebed bidt. Dus wie is degene die dit gezamenlijke gebed tot stand brengt? Als er niet iemand zou zijn die vrijwillig zou bidden, dan zou er geen gezamenlijk gebed zijn. Hierdoor is het een overdadig en vrijwillig gezamenlijk gebed en geen verplicht gezamenlijk gebed. En het verschil (genoemd in de vraag) is alleen m.b.t. het tweede verplichte gezamenlijke gebed. Om deze reden is het niet juist om in dit geschil de hadeeth van Abu Sa’eed Al-Khudree als bewijs te gebruiken. En wat dit nog meer bevestigd is het feit dat de hadeeth verklaard:
‘Is er geen man die deze man liefdadigheid kan geven door met hem te bidden?’
In dit voorgevallen geval was er iemand die liefdadigheid gaf en iemand die liefdadigheid ontving. Als we dus iemand met de minste hoeveelheid kennis en begrip zouden vragen: ‘Wie is degene die liefdadigheid geeft en wie is degene die liefdadigheid ontvangt in deze situatie, welke de Boodschapper, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft goedgekeurd?’ Het antwoord zou zijn: ‘Degene die liefdadigheid geeft is de persoon die het vrijwillige gebed bidt, die het verplichte gebed al had gebeden achter de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, terwijl degene die liefdadigheid ontvangt de persoon is die laat is gearriveerd.’

Als we nu deze zelfde vraag stellen over het gezamenlijke gebed waar een geschil over bestaat: zes of zeven mensen komen bijvoorbeeld de moskee binnen en zien dat de Imaam al heeft gebeden. Dus één van hen leidt het gebed en de rest volgt hem in een tweede gezamenlijk gebed. Wie is dan degene onder deze mensen die liefdadigheid geeft? En wie is degene die liefdadigheid ontvangt? Niemand kan hetzelfde antwoord geven als in het eerste voorbeeld. Deze verzameling (van mensen) die de moskee binnen zijn gekomen nadat de Imaam al heeft gebeden, bidden allen hun verplichte gebed. Er is niemand die liefdadigheid geeft, noch is er iemand die liefdadigheid ontvangt. In tegenstelling is de vaagheid/onduidelijkheid hier volkomen duidelijk en helder – in het eerste voorbeeld-??? Degene die liefdadigheid geeft is de persoon die het verplichte gebed bidt, degene die al achter de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft gebeden. Zijn gebed telde 27 keer (als beloning). Hierdoor is hij ‘rijk’ en in staat om liefdadigheid aan anderen te geven. En degene die het gebed leidt –als er niet iemand zou zijn die liefdadigheid zou geven, dan zou hij alleen gebeden hebben- hij is ‘arm’ en heeft liefdadigheid van iemand nodig. Dit is omdat hij niet heeft verdiend wat de persoon heeft verdiend (uit beloning) die hem liefdadigheid geeft.

Dus de reden voor deze persoon om degene te zijn die liefdadigheid geeft en de andere om de persoon te zijn die liefdadigheid ontvangt is duidelijk. Wat betreft het scenario dat nu in het geschil is, dit is niet duidelijk, gezien alle (biddende) mensen ‘arm’ zijn, gezien zij allen de deugdzaamheid van het eerste gezamenlijke gebed gemist hebben. De woorden van de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam:
‘Is er geen man die deze man liefdadigheid kan geven door met hem te bidden?’
geldt hier dan ook niet. Daarom is het in een situatie zoals deze niet geldig om deze gebeurtenis (genoemd in de hadeeth) als bewijs te gebruiken. Noch kan het gebruikt worden met betrekking tot deze zaak, welke het gebied? is van onze discussie.

We zullen dit verbinden aan een andere aanwijzing die zij gebruiken als bewijs. Dit zijn de woorden van de Profeet, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam:
‘Gezamenlijk bidden is 27 maal deugdzamer dan alleen bidden.’ Zij gebruiken de algemeenheid (in de hadeeth) als bewijs, bedoelende dat zij eruit begrijpen dat het woord ‘de’ voor het woord gezamenlijk staat voor een algemene insluiting (van alle gezamenlijke gebeden). Dit betekent (volgens hen) dat elk gezamenlijk gebed deugdzamer is dan alleen bidden. Wij antwoorden door te zeggen, gebaseerd op het hiervoor genoemde bewijs, dat ‘de’ niet staat voor een algemene insluiting (van alle gezamenlijke gebeden), maar eerder is het voor een specifieke aanduiding/benoeming. Dit betekent dat het gezamenlijk gebed – welke de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft voorgeschreven, op heeft aangespoord, de mensen geboden heeft om bij te wonen, degenen die het na lieten om bij te wonen heeft bedreigd met het verbranden van hun huizen en heeft bestempeld als hypocrieten –het gezamenlijke gebed is dat deugdzamer is dan alleen bidden. En het is het eerste gezamenlijke gebed. En Allaah, De Meest Verhevene, weet het het best. [Al-Asaalah, #13-14]

Vraag: Wat is de correct uitleg van de woorden van de Profeet:
Degene die het meeste van de Qor-aan kent, moet de mensen in het gebed leiden..’?

Antwoord: Ten eerste kan de hadeeth teruggevonden worden in Saheeh Moeslim. De correcte houding m.b.t. de betekenis ervan is het interpreteren van de hadeeth in zijn letterlijke betekenis. En dat is het van buiten leren (in het geheugen opslaan) van het Boek van Allaah en het bedreven zijn in het reciteren van de Qor-aan. In tegenstelling tot wat sommige geloven dat het betekent, namelijk het begrijpen van de Qor-aan zonder het van buiten te kennen en te (kunnen) reciteren.

Wat ons leidt naar dit begrip is de hadeeth [in Saheeh Al-Bukharee] van de jonge metgezel ‘Amr Ibn Salimah, die de Imaam was voor zijn mensen al was hij de jongste onder hen. Dit was zo omdat hij degene was die het meeste van de Qor-aan van buiten had geleerd. En er is niets anders genoemd in de hadeeth, dan de recitatie en het van buiten leren (zonder het te begrijpen), wat aangeeft dat er een onderscheid is tussen de metgezellen.

Dit is voornamelijk het geval omdat het over het algemeen zeer zeldzaam is dat degene die de Qor-aan van buiten heeft geleerd niet behoort tot degenen die er het meest van begrijpen, laat staan dat hij behoort tot degenen die ontwetend zijn m.b.t. Fiqh. En dit is volkomen duidelijk, alle lof is voor Allaah.
[Al-Asaalah, Uitgifte #4]

Vraag: Moet de tathweeb (het tweemaal zeggen: ‘Het gebed is beter dan slapen’) voor het Fadjr gebed in de eerste of de tweede Adhaan gezegd worden?

Antwoord: De tathweeb moet in de eerste Adhaan gezegd worden, zoals duidelijk is aangegeven in de authentieke hadeeth gerapporteerd door An-Nasaa’ee en Ibn Khuzaimah. En het heeft een ondersteunend bewijs in de hadeeth van Ibn ‘Umar, radyAllaahu’anhumaa, dat de tathweeb gedaan werd in de eerste Adhaan gedurende het leven van de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam. Dit is wat we begrijpen van de overleveringen.

En dit aspect van de Soennah wordt verder ondersteund door het onderzoeken en verder kijken naar de wijsheid achter de zin (‘Het gebed is beter dan slapen’). Dit is omdat het doel van de eerste Adhaan is om de persoon die slaapt, wakker te maken en om aan de persoon die vast aan te geven dat hij zijn suhoor (maaltijd voordat het licht wordt) moet afmaken. Zo is vastgesteld dat de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam, heeft gezegd:
‘Eet en drink totdat Ibn Umm Maktoom de Adhaan verricht.’ En hij (Ibn Umm Maktoom) was een blinde man die de Adhaan pas verrichte totdat sommige mensen tegen hem zeiden: ‘Het is ochtend, het is ochtend..’

Dus hier is het juist voor de mu’adhin om te zeggen, ‘Het gebed is beter dan slapen’ in de eerste Adhaan gezien de mensen op dat moment nog zullen slapen. Er zou dus tegen hen gezegd worden: ‘Het gebed is beter dan slapen.’ Maar als de mensen al wakker zijn en op weg zijn naar de moskee, wat voor nut heeft het dan om te zeggen: ‘Het gebed is beter dan slapen?!’ Degenen die lagen te slapen zijn namelijk al wakker. Om deze reden is het verrichten van de tathweeb in de tweede Adhaan in tegenspraak met de wijsheid achter de voorschrijving van deze zin. En beide overleveringen en de interpretaties zijn hiermee in overeenstemming, namelijk dat deze zin ‘Het gebed is beter dan slapen’ alleen gezegd wordt in de eerste Adhaan en niet de tweede.

Ondanks dit, zijn er ongelukkige omstandigheden waarin we zien dat sommige mensen in onze tijd het tegengestelde doen van dit aspect van de Soennah. Dus het is de taak van de ‘oproepers’ tot de Soennah om de mensen, op een juiste manier, te begeleiden betreffende deze zaak. Dit zodat de atmosfeer rijp gemaakt kan worden voor het accepteren van dit aspect van de Soennah, zoals het was gedurende de tijd van de Boodschapper van Allaah, sallAllaahu ‘aleyhi wa sallam.
[Al-Asaalah, Uitgifte #17]

4 reacties:

Anoniem zei

Assalaam oe3alaikum

Ik heb een vraag over het laat binnenkomen tijdens het gebed. Indien je bij het gebed aansluit en de imaam gaat op dat momement in de rukuh. Dien ik deze rakaah in te halen of ben ik op tijd en hoef ik deze rakaah niet in te halen?

Wat zijn de regels bij het aansluiten tijdens het gebed?

Djazzakah Allah wa gairan

As-Salafiyyah zei

Dan heb je het gehaald,tot hij pas van de rukuh weg gaat, dan pas ben je te laat...sommige zeggen ook je moet minimaal 1 keer kunnen zeggen Soebh’aana Rabbieya l-’adhziem omdat oetma inna(rust) in het gebed verplicht is....dat wil zeggen....als je in een houding staat zoals rukuh dan moet je tot rust komen en dan pas omhoog komen...en als je mini 1 keer Soebh’aana Rabbieya l-’adhziem dna is het insha allaah goed.

Dus als je de imaam in rukuh vind, je gaat is de takbier doen van de salaah, dan de takbier van de rukuh en dan ben je nog instaat om mini 1x Soebh’aana Rabbieya l-’adhziem te zeggen dan heb je insha allaah die rakah gehaald.

wasalaam

Anoniem zei

salaam 3alaykoum,
bismillah arahmaan arahiem,
ik had een klein vraagje, namelijk, moesten de moslims bidden voor de isra en miraadj? of was het pas begonen na de miraadj?
zo ja, hoe? zo nee , waarom niet?

wasalaam

As-Salafiyyah zei

De profeet vzmh bad nachtgebed, wat voor hem verplicht was voor de isra en miraadj...daarnaast zeggen sommige geleerden dat ze toen twee raka baden in de middag en twee in de avond.

wasalaam

Een reactie posten

Live duroos